Artikelen

Auteurs

Ronja Bloot, Camiel Bus, Luuk Sengers en Evert de Vos, beeld: Jan Rothuizen

Datum

29 januari 2025

Verschenen in

De Groene Amsterdammer

Artikelen

De populistische frames bij de stikstofcrisis

‘Dit kabinet maakt natuurherstel belachelijk’

Niet de veehouderij maar de Nederlandse snippernatuur is het probleem. Met deze kromme redenering probeert het kabinet de stikstofcrisis te bezweren. Het tegendeel is echter waar.

Een koperen novemberzon schijnt door een gordijn van rood-bruin-gele bladeren op Landgoed Mattemburgh, onderdeel van natuurgebied de Brabantse Wal. ‘Eigenlijk zou je de hemel nauwelijks moeten kunnen zien’, verzucht boswachter Erik de Jonge terwijl hij dieper het bos in loopt. Maar het bladerdek van de eiken is zo dun dat de wolken zich helder aftekenen. De eiken zijn ziek, hier voltrekt zich een natuurramp in slow motion. ‘Over twintig jaar staat hier geen beuk of eik meer overeind.’

De Jonge ontfermt zich al twintig jaar over de Brabantse Wal, een Natura 2000-gebied in West-Brabant. Hoge zandgronden en lagergelegen zeekleipolders gaan abrupt in elkaar over en creëren een steilrand of ‘wal’. Open heidegebieden, dennenbossen en loofbossen wisselen elkaar af.

‘In dit perceel staan inmiddels duizenden dode bomen’, zegt De Jonge. Mattemburgh is het oudste bosreservaat van Nederland: 1850. De laatste vijftig jaar heeft de mens in dit deel van de Brabantse Wal niet meer ingegrepen en de universiteit in Wageningen houdt de ontwikkeling sindsdien in de gaten. De Jonge wijst naar boven. ‘Die boom is al dood, die daarnaast wacht over twee jaar hetzelfde lot.’ In een omtrek van tien meter telt hij tientallen dode en zieke bomen. ‘Slechts tien procent van de eiken is vitaal. Een derde is dood, de rest is aan het kwakkelen.’ Hoe dat komt? ‘De aarde hier is nog zuurder dan cola.’

Stikstof zorgt voor verzuring en overbemesting van de bosbodem. ‘Al die organismen die organisch afval in voedingrijke humus omzetten, zoals bacteriën, wormen en insecten, kunnen niet overleven bij deze hoge zuurgraad’, legt De Jonge uit. ‘En zonder schimmels kunnen de boomwortels geen voeding opnemen.’

Hij knielt onder een eikenboom en veegt een laag verse herfstbladeren aan de kant. Met zijn beide handen schept hij de eiken humus om. Een aardse geur stijgt op. ‘In mijn handen zitten nu meer levende organismen dan er mensen op aarde zijn’, zegt hij. ‘Het echte bosleven bevindt zich onder de grond. Maar bijna de helft van de schimmels in dit bos is al verdwenen.’

De Nederlandse natuur zucht onder een nog grotere overdosis stikstof dan gedacht, blijkt uit onderzoek van Wageningen University & Research waarbij 136 locaties die in 1990 waren bemonsterd in 2024 opnieuw werden bekeken. Niettemin schrapte de nieuwe regering afgelopen zomer 20 van de 25 miljard euro die gereserveerd waren voor stikstofreductie. Nederland heeft namelijk geen stikstofcrisis, maar een natuurcrisis, lijkt dit kabinet over te willen brengen. Veel gebieden – de zogenaamde snippernatuur – zouden te klein zijn en daardoor overgevoelig voor stikstof van omliggende veeboeren. De intensieve veehouderij is in deze redenering niet de oorzaak, maar het slachtoffer van de stikstofcrisis. In 2022 lanceerde de BBB al een plan om het aantal Natura 2000-gebieden in Nederland te halveren. Kleine gebiedjes moesten worden opgedoekt. Ter compensatie moesten grote gebieden worden uitgebreid. Als regeringspartij spreekt de BBB nu over ‘herijken’, in de pas met haar coalitiegenoten die het hebben over ‘herindelen’ (VVD) en ‘herzien’ (NSC) van de Europese Natura 2000-gebieden en regels.

Het kabinet-Schoof bepleit een Europese uitzonderingspositie omdat in die groene snippers de stikstofgrenzen relatief snel bereikt worden. Maar is onze natuur inderdaad zo versnipperd? Wij hebben de staat van onze 162 Natura 2000-gebieden vergeleken met die in de rest van Europa. De uitkomst is even ontnuchterend als bemoedigend: Nederlandse natuurgebieden zijn helemaal niet ‘te klein’. En ze liggen ook niet te ver uit elkaar.

Premier Schoof geeft inmiddels zelf leiding aan de ministeriële commissie-Stikstof nadat de Raad van State vorige maand aan het ‘intern salderen’ hogere eisen heeft gesteld. Het is daardoor niet altijd meer mogelijk dat bedrijven de stikstofruimte die ontstaat door sloop, gebruiken voor de bouw van emissiearme nieuwbouw.

Vorige week kwam daar nog eens de uitspraak bovenop in de bodemprocedure die Greenpeace tegen de staat had aangespannen. De rechter oordeelde dat het kabinet haast moet maken met het beschermen van de door stikstof aangetaste natuur. Ook bekritiseerde de rechter het beleid van dit kabinet om het stikstofbeleid van Rutte IV te schrappen zonder dat er nieuwe maatregelen zijn genomen.

‘Nederland mag niet op slot’, reageerde premier Schoof twee weken geleden op de uitspraak van de Raad van State. ‘We gaan doorbraken forceren.’ Opnieuw staat de economie centraal en niet de kwaliteit van de natuur die zwaar onder de stikstofregens te lijden heeft. Want op dat vlak voert Nederland de Europese statistieken wél aan.

‘Zo gaat het al meer dan twintig jaar’, reageert Raoul Beunen, hoogleraar omgevingsbeleid aan de Open Universiteit. ‘Voortdurend wordt er gekeken naar geitenpaadjes en naar mogelijke ontsnappingsroutes in de wet. Inmiddels is duidelijk dat zestig tot zeventig procent van de stikstofdepositie wordt veroorzaakt door de veehouderij en het uitrijden van mest. Waar andere sectoren hun uitstoot in het afgelopen decennium sterk hebben verminderd, ligt dit bij de landbouw al sinds 2005 vrijwel stil omdat politici en boerenvertegenwoordigers zoals de Land- en Tuinbouworganisatie bewust een verkeerde voorstelling van zaken geven.’

Lobbyisten namens de intensieve veehouderij willen ons graag laten geloven dat de natuur in Nederland niet veel voorstelt. Afgezien van een paar grote nationale parken is de natuur in ons kleine landje volgens hen ‘versnipperd’. Vooral de BBB voedt de krantenkolommen met het woord ‘snippernatuur’. Dat wekt een armzalige indruk: een snipper is klein en afgescheiden van de rest. Opheffen lijkt dan haast een barmhartige daad.

Maar er zijn een paar problemen met dit beeld. Om te beginnen het begrip ‘versnipperde natuur’: dit heeft de agrolobby overgenomen van ecologen, zonder erbij te vermelden dat die er iets heel ánders mee willen uitdrukken, namelijk hun zorg dat grote aaneengesloten natuurgebieden worden verscheurd door de aanleg van nieuwe wegen, woonwijken, akkers en stallen. Volgens ecologen is het antwoord op versnippering méér natuur, niet minder.

En waar komt het idee eigenlijk vandaan dat de meeste natuurgebieden in Nederland maar ‘klein’ zijn? Het klinkt misschien logisch – Nederland is tenslotte een klein land – maar het is niet gestoeld op feiten. Sterker nog: natuurgebieden in Nederland zijn gemiddeld veel groter dan in de rest van de EU. Groter zelfs dan in bijvoorbeeld Duitsland, Denemarken en Italië.

Om dit ‘frame’ van de agrolobby te checken, analyseerden we de officiële EU-data over Natura 2000-gebieden in Europa. Wat blijkt? Een typisch Natura 2000-gebied (mediaan) in Nederland is ruim vier keer zo groot als een doorsnee Natura 2000-gebied in Europa. In doorsnee is onze natuur robuuster dan die in grotere landen zoals Duitsland, Italië en Scandinavië. (Ter geruststelling: voor deze vergelijking hebben we uitsluitend gekeken naar gebieden op land; Nederland heeft immers relatief veel mariene Natura-gebieden, zoals de Wadden, het IJsselmeer, een deel van de kust en de Wester- en Oosterschelde, die het beeld zouden vertekenen.)

Ook op een andere manier bekeken houdt de versnipperingsdoctrine geen stand. De ruggengraat van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) wordt gevormd door waardevolle ‘kerngebieden’ van minimaal 250 hectare. Driekwart van de Natura 2000-gebieden in Nederland is van deze kritische omvang, tegenover slechts de helft van de gebieden in de rest van Europa.

Nederlandse Natura 2000-gebieden liggen ook niet buitengewoon geïsoleerd van elkaar. Dat blijkt uit de hoeveelheid Natura 2000-natuur als percentage van het landoppervlak. Met een dichtheid van 24 procent zit Nederland in de middenmoot: er zijn net zoveel EU-lidstaten waar de gebieden verder uit elkaar liggen dan in Nederland als lidstaten waar de gebieden dichter bij elkaar liggen.

Zeker: ons land is bezaaid met poelen, heideveldjes en houtwallen die een hinderlijke belemmering vormen voor de intensieve veehouderij, maar dat zijn meestal géén Natura 2000-gebieden die we van Europa moeten beschermen. Natura 2000-gebieden zijn doorgaans groter en zijn uitgekozen vanwege hun bijzondere habitat en rijke biodiversiteit.

Nederland valt maar door één ding op in de Europese data: in geen enkel land worden stikstof en verdroging zo vaak genoemd als bedreigingen van Natura 2000-gebieden als hier. Overal in Europa kreunt de natuur onder de agrarische sector: cultivering, bemesting en het gebruik van hormonen en chemicaliën scoren hoog op de impactlijst – hoger dan wegen en recreatie. Maar in Nederland komen daar de overvloed aan stront en het tekort aan grondwater nog bij.

Na een paar honderd meter lopen staat Henny Brinkhof plots stil. ‘Kijk eens naar die twee graslanden, gescheiden door dat slootje.’ We volgen de richting van zijn vinger en zien een ruig grasland met een glinsterend streepje water in het midden. ‘Het gedeelte rechts is altijd blauwgrasland geweest: te nat voor landbouw en in het voorjaar vol bloemen. Het perceel aan de andere kant was ooit landbouwkundig bemest weiland met gestreepte witbol, een arme grassoort. En? Zie je nog verschil?’ Nee, voor ons lijken de twee helften sprekend op elkaar. Brinkhof lacht: dit is het antwoord dat hij had verwacht. De bioloog in ruste neemt graag bezoekers mee in zijn ‘achtertuin’, natuurgebied De Bruuk, en de anekdote over de gescheiden graslanden vertelt hij met zichtbaar genoegen.

‘Nadat Staatsbosbeheer het weiland van een boer had gekocht, mocht ik hier bodemonderzoek doen. Het verschil tussen de twee graslanden was letterlijk honderd procent: er was niet één plantensoort te vinden die aan beide kanten van de afscheiding voorkwam. In het voormalige weiland maten we duizend keer zoveel fosfaat in de bodem als in het natuurlijke blauwgrasland; dat is de verhouding tussen een mespuntje suiker en een kilopak. Maar, zo ontdekten we, dieper in de bodem zat aanmerkelijk minder fosfaat. Toen hebben we geadviseerd om tot dertig centimeter van het gewezen weiland af te graven. Zo geschiedde en binnen een paar seizoenen kwam de schrale grond tot leven. Tegenwoordig tellen we in het voorjaar aan beide kanten van de sloot evenveel orchideeën en andere planten.’

De Bruuk, tussen Groesbeek en de Duitse grens, is piepklein – met één vierkante kilometer een van de kleinste natuurgebieden in Nederland. Het kost hooguit een uur om er helemaal omheen te wandelen. Maar in de praktijk komt er van doorlopen niks terecht. Wie deze groene schatkamer binnentreedt, gaat vanzelf slenteren. De Bruuk is geen hondenuitlaatgebied; het is een museum.

We hadden Brinkhof en zijn collega Jo de Valk ontmoet op de afgesproken plek aan de ventweg die langs het gebiedje loopt. Ze stonden al op ons te wachten. Het was de zon gelukt om tussen de wolken door een paar kleuren te strooien: rood op de struiken, groen op het gras, geel op het veen. Verderop had zich een groepje mensen verzameld voor een paddenstoelenexcursie. Van de andere kant naderden twee boswachters van Staatsbosbeheer met stevige laarzen. ‘Zijn jullie er klaar voor?’ had Brinkhof gevraagd met een blik op onze schoenen. ‘Ah, zo te zien wel. Gelukkig.’

Nu staan we met onze zolen in het water. Boven ons hechten de wolken de blauwe gaten dicht, op een hoogte waar waterdamp geen kans krijgt om zware druppels te vormen. Alles draait om water in De Bruuk (dialect voor ‘broekbos’). In de laatste ijstijd hebben gletsjers hier een stuwwal opgeduwd in de vorm van een hoefijzer. In het midden daarvan is een laag leem afgezet die het water in dit gebied gevangenhoudt als de wanden van een badkuip. Het kwelwater dat van de stuwwallen komt, blijft daardoor in het gebied staan. Plassen op de graslanden verhinderden dat de lokale bevolking hier haar vee liet grazen. In plaats daarvan maaide ze het gras een paar keer per jaar om te laten composteren in potstallen. Ook ‘stal’ de bevolking takken uit het bos – dat lang in bezit was van adellijke families – om bezems van te maken. Meer viel er met De Bruuk niet te beginnen en zo bleef het een eiland in een verder agrarisch gebied.

Het herbergt nu een van de weinige blauwgraslanden die er nog over zijn in Nederland. De naam is afgeleid van de blauwe of zeegroene gloed die veroorzaakt wordt door de sprieten en bladeren van de blauwe zegge, Spaanse ruiter en het pijpenstrootje. Als in het voorjaar bovendien de knoop, klokjesgentiaan en het heidekartelblad ontluiken, wordt het effect nog versterkt. Op hun beurt trekken deze planten een keur aan insecten en vlinders aan, gevolgd door vogels van diverse pluimage. In het voorjaar lopen wandelaars hier in de rij om allerlei soorten orchideeën te bewonderen. De soortenrijkdom is in het blauwgrasland zo groot dat het wel vergeleken wordt met tropisch regenwoud.

Toch wordt deze pracht bedreigd. Het oppompen van grondwater door boeren uit de omgeving en het ontwateren ten behoeve van de landbouw door het waterschap via greppels en sloten vermindert de kweldruk. Bovendien is het water vervuild met nitraat, dat langs chemische wegen bijdraagt aan fosfaat dat op zijn beurt funest is voor blauwgrasland. Voldoende en schoon grondwater is juist onmisbaar voor De Bruuk omdat dit rijk is aan calcium en magnesium die de verzuring vanuit de lucht neutraliseren. Staatsbosbeheer probeert alle ballen van het waterbeheer in de lucht te houden. Daarnaast moet er één of twee keer per jaar worden gemaaid, om de bodem te verschralen en de opslag van bomen en struiken tegen te gaan. ‘Als we niets zouden doen’, zegt Brinkhof, ‘dan verruigt het gebied en wordt het binnen de kortste keren een bos.’

Staatsbosbeheer krijgt hulp van vrijwilligers, zoals Brinkhof en De Valk, die elkaar vijftig jaar geleden tegenkwamen bij de oprichting van een milieuwerkgroep, later de Werkgroep Milieubeheer Berg en Dal. ‘Henny kijkt naar de plantjes, ik naar de ringslangen en andere reptielen’, zegt De Valk. Ze maken zich zorgen, vertellen ze bij het afscheid bij de auto: wat gaat de BBB, nu de grootste partij in het Gelderse provinciebestuur, doen met subsidies? ‘Wij hebben geld nodig om materialen te kopen en natuur te beheren’, zegt De Valk. ‘Als de subsidie opdroogt, ondergaat De Bruuk hetzelfde lot.’

Het idee dat je het verlies van kleine schatkamers zoals De Bruuk kunt compenseren bij grotere Natura 2000-gebieden, zoals het kabinet denkt, is volgens hoogleraar Beunen niet reëel. ‘Die zogenaamde groene snippers is een populistisch frame dat heel lang door CDA en VVD naar voren is gebracht en nu ook door partijen als de PVV en BBB wordt uitgedragen. Daarmee proberen ze het Nederlandse natuurbeleid belachelijk te maken.’

Ook de kleinere Natura 2000-gebieden zijn zeer zorgvuldig gekozen, zegt Beunen, die in 2010 promoveerde op onderzoek naar de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. ‘Ze vertegenwoordigen een essentieel onderdeel van de Nederlandse natuur. Vaak zijn ze een restant van een gebied dat vroeger veel groter was. Het is echt onzin om te denken dat je het verlies van bijvoorbeeld een stuk hoogveen goed kunt maken door een nieuw gebied het stempel Natura 2000 te geven.’

Biodiversiteit hangt namelijk op de eerste plaats samen met de bodem – en kan dus niet zomaar worden verhuisd. Op klei groeit en krioelt ander leven dan op duin, zand of veen. Knaagdieren die zich thuis voelen op de Limburgse löss, verhuizen niet spontaan naar de zanderige Veluwe als de mens besluit de bouw van huizen in hun habitat in Limburg te compenseren door uitbreiding van de dennenbossen in het midden van het land. Zelfs al liggen de bodemtypen vlak naast elkaar, zoals de duinen en de veen- en kleipolders in Holland, dan nog laten de meeste planten zich niet verleiden om te migreren. Ook een stuk duinnatuur opgeven, betekent verlies aan biodiversiteit, zelfs als er ergens anders een stuk duin bij komt. Want er zijn jonge en oude, witte en grijze, zee- en buitenduinen, elk met hun eigen flora en fauna. Ons land telt maar liefst 280 verschillende bodemtypen, aldus de bodemkaart van Wageningen University & Research.

Een tweede belangrijke factor die de biodiversiteit bepaalt, is de geschiedenis van de bodem. Planten halen hun voedingsstoffen (zoals mineralen) uit de restanten van hun dode voorgangers. De eerste paar decimeter van een intensief bemest weiland zijn echter zo dood als een pier. Ervaring heeft geleerd dat deze eerst moeten worden afgegraven en soms ook nog bestrooid met rijke grond uit natuurgebieden voordat er iets kan wortelschieten. Het ‘verplaatsen’ van natuur is dus niet alleen complex, maar ook intensief en kostbaar.

De natuurgebieden, ook de kleine, worden bovendien zeer gewaardeerd. Vlak na de verkiezingen vorig jaar liet Natuurmonumenten de stemming peilen: zelfs in de achterban van de regerende partijen wilde een tweederdemeerderheid graag meer aandacht voor de natuur – en met name voor de natuur dicht bij huis.

Vorige maand nog luidden natuurorganisaties de noodklok over het trage tempo waarin het Natuurnetwerk Nederland, waarvan Natura 2000-gebieden deel uitmaken, wordt uitgebreid. Rijk en provincies hebben zich in 2011 verplicht om de natuur in 2027 te hebben uitgebreid tot tachtigduizend hectare. De meter steekt nu nog op vijftigduizend hectare.

‘Ik laat het je even zien’, zegt Sven Willemsen terwijl hij zijn laptop openklapt en naar Aerius gaat, het programma waarmee de stikstofdepositie in Nederland wordt berekend. De omgevingsmanager zoomt in op een achtertuin in zijn gemeente Woensdrecht, die grenst aan de Brabantse Wal. ‘Stel, deze meneer hier wil een tiny house bouwen voor zijn inwonende zoon.’ Hij tekent een klein vierkantje op de online kaart. ‘Kunnen we daar dan een omgevingsvergunning voor geven?’

De vijf dorpen van zijn gemeente – Hoogerheide, Woensdrecht, Huijbergen, Ossendrecht en Putte – zijn omringd door tienduizend hectare natuurgebied, waaronder zesduizend hectare Natura 2000. Die natuur wordt zwaar belast door de drieduizend hectare met landbouwbestemming en duizend hectare woningbouw en nijverheid. Daarbovenop komt de stikstofuitstoot van de industrie in Antwerpen en Zeeuws-Vlaanderen, met mega-uitstoters als de chemiereuzen Ineos en Dow Chemical.

Het antwoord is na een paar muisklikken dan ook heel helder: nee. ‘De stikstofuitstoot van de bouw van het huisje zou nog wel kunnen’, legt Willemsen uit, maar het gebruik van het huisje zorgt dagelijks voor gemiddeld 6,8 autobewegingen naar de gemeentegrens. ‘En die stikstofruimte hebben we niet.’ Dat de zoon daar nu óók al woont en regelmatig met zijn auto rijdt, maakt niet uit. ‘Het gaat om een nieuwe vergunning en dan moeten we de stikstofuitstoot van alle bronnen opnieuw berekenen.’

In veel gebieden zijn de stikstofgrenzen bereikt en kunnen net als in Woensdrecht nauwelijks nog omgevingsvergunningen afgegeven worden. ‘Doodzonde’, zegt hoogleraar Beunen. ‘Als twintig jaar geleden besloten was om werk te maken van de vermindering van de uitstoot van stikstofoxiden en met name ammoniak, dan hadden we nu geen grote problemen gehad en zeker niet met vergunningverlening voor activiteiten die vrijwel niet bijdragen aan het stikstofprobleem. Nu wordt de overheid gedwongen fors in te grijpen, zoals ook duidelijk werd in de uitspraak in de zaak die Greenpeace had aangespannen tegen de staat.’

Volgens een rapport van Wageningen University & Research over landbouwinnovaties dat in opdracht van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is opgesteld en vorige week naar buiten kwam, kan technische innovatie een uitweg bieden als echt alle boeren er consequent aan deelnemen. ‘Technieken zoals een poeprobot en emissiearme stalsystemen zijn duur en bieden slechts een klein deel van de oplossing’, nuanceert Beunen. ‘Andere voeding, meer beweiding en meer biologische landbouw leveren veel meer op. Daarnaast zal toch ook de veestapel flink moeten inkrimpen.’

In Woensdrecht en de Brabantse Wal gloorde er dit voorjaar even hoop. Na drie jaar intensief overleggen werden provincie, boeren, industrie en natuurbeheerders het vorig jaar eens over een globaal plan voor de regio dat later zou worden uitgewerkt. Er is zelfs al een overeenkomst met een grote veehouder (tweehonderd runderen en tweehonderd stuks jongvee) om zijn bedrijf te beëindigen. Op zijn land wordt in de toekomst niet-intensief en biologisch gewerkt. Een druppel op de gloeiende plaat, maar óók een belangrijke eerste stap.

Het kabinetsbesluit om tachtig procent te bezuinigen op het transitiefonds voor het platteland haalde echter een streep door de rekening. Er is nauwelijks nog geld om nog meer boeren uit te kopen. ‘We blijven met elkaar in overleg’, verzekert een woordvoerder van de provincie Noord-Brabant, ‘maar we hebben onze ambities danig moeten bijstellen.’

Het wegkwijnen van de natuur gaat intussen óók gewoon door. In de zogenaamde snippernatuur én in grotere gebieden als de Brabantse Wal. ‘De bomen worden gefopt’, stelt boswachter De Jonge, terwijl hij wijst naar het wortelpartroon van een omgevallen eik. ‘De wortels blijven aan de oppervlakte omdat ze door de stikstofdepositie verwend worden met een overbemeste grond. Ze gaan nog geen twee meter diep en bij een storm of droge periode vallen de reuzen met bosjes om.’

Over twintig jaar is zowel de eik als de beuk uit zijn bos verdwenen, verwacht hij. En dat is een ramp voor de biodiversiteit. De eik is gastheer van ruim drieduizend insectensoorten, terwijl op exoten zoals de tamme kastanje, die op zure grond gedijen, slechts dertig species voorkomen. ‘Een boomsoort heeft een paar eeuwen nodig om te integreren in een nieuw ecosysteem.’

Over dit onderzoek

Voor dit onderzoek hebben we gebruikgemaakt van de officiële Natura-2000-database van de EU, beheerd door het Europese Milieubureau (EEA) in opdracht van de Europese Commissie. De meest recente gegevens dateren uit 2022.

Om een goede vergelijking te maken tussen de omvang van gebieden in Nederland en die van alle Natura-2000-gebieden in de EU, hebben we ons beperkt tot gebieden op het land. Nederland heeft namelijk relatief veel mariene gebieden, zoals de Waddenzee en het IJsselmeer, die veel groter zijn dan landgebieden. Bovendien concurreren mariene gebieden niet met agrarische activiteiten.

Om de oppervlakte van Natura-2000-gebieden in Nederland te vergelijken met die in de EU hebben we naar de medianen gekeken. De mediaan is het middelste getal in een ranglijst. We hebben gekozen voor de mediaan in plaats van een gemiddelde om twee redenen:

Zowel Nederland als de EU telt een aantal extreem grote gebieden die het gemiddelde scheef zouden trekken; op de mediaan hebben deze uitschieters echter geen invloed. 

In de EU-data komen sommige gebieden twee keer voor: een keer met een oppervlakte volgens de Vogelrichtlijn en een keer met een oppervlakte volgens de Habitatrichtlijn. De hectaren overlappen elkaar, maar er wordt niet vermeld hoe groot die overlap is. Voor de mediaan maken deze dubbeltellingen echter nauwelijks iets uit.

Tot slot een opmerking bij de dichtheid van de natuur in Nederland. Volgens de Europese data bedraagt de oppervlakte Natura-2000-gebied als percentage van de totale landoppervlakte van Nederland 24 procent. Dit getal is waarschijnlijk te hoog en zou eigenlijk moeten worden gecorrigeerd voor de overlap tussen de hectares van gebieden die twee keer in de lijst voorkomen (36 in totaal). Het Compendium voor de Leefomgeving stelt het percentage bijvoorbeeld op 15 procent. Dezelfde correctie zou dan echter óók moeten worden toegepast op alle andere gebieden in de EU die twee keer voorkomen. Te verwachten valt dat er daardoor weinig aan de verhouding verandert: Nederland blijft een middenmoter.

Andere artikelen

Reconstructie van een mogelijke ramp

Door rood

Vorig jaar reden 280 treinen door rood licht. De kans op een fataal ongeluk is daarmee verdubbeld. Reconstructie van een ramp die elk moment kan gebeuren.

Milliarden-Gewinne statt Klimaschutz

KlimaKiller: Die Profiteure vom Emissionshandel

Uitzending van de Duitse tv-zender ZDF naar aanleiding van ons onderzoek “Hoe groen kan beton zijn?”.

ETS

Hoe de grootste vervuilers buiten schot blijven in het klimaatdebat

Interview met Luuk in een video voor De Groene Amsterdammer, naar aanleiding van het verhaal “Krokodillentranen van staal"