
Bedrijven hoeven zich minder te verantwoorden
Groene praatjes voor de vaak
In april trok de Europese Commissie het kleed weg onder de Green Deal waarmee zij eerder goede sier maakte. Plots werden duurzaamheidsverplichtingen voor bedrijven boterzacht. Maar: ‘Als bedrijven denken opgelucht adem te kunnen halen, hebben ze het mis.’
‘Hartverscheurend’, antwoordt ze. Dan wendt ze haar hoofd af naar het raam. De tinnen daken en glazen gevels van de Europese hoofdstad schitteren beneden in de zon. Na een korte stilte herhaalt ze, nu krachtiger: ‘hartverscheurend’.
We zitten in het kantoortje van Lara Wolters, hoog in het gebouw van het Europees Parlement. Het is een paar weken nadat de Europese Commissie een bom heeft gelegd onder twee cruciale wetten waarvoor zij als Europarlementariër (Pvda-Groenlinks) vijf jaar heeft geijverd. Wetten die een einde moeten maken aan mensenrechtenschendingen en milieuschade door grote bedrijven. Wetten waarop ze een persoonlijk stempel had gedrukt als ‘rapporteur’ en ‘schaduwrapporteur’. Zo was het haar idee geweest om bedrijven niet alleen te laten rapporteren over misstanden, maar hen ook te dwingen deze op te lossen.
In juli 2024 trad de laatste wet in werking en dit voorjaar publiceerden grote bedrijven zowaar voor het eerst dikke ‘duurzaamheidsverslagen’. Missie geslaagd.
Totdat de Europese Commissie in april dit jaar bruusk de ‘pauzeknop’ indrukte.
Een tegenslag die haar niet alleen raakt in haar politieke hart. In dezelfde periode dat ze aan de wetgeving werkte, kreeg ze twee kinderen. ‘Sindsdien heb ik iets wat veel ouders hebben: het gevoel om als een soort open wond rond te lopen. Vanaf nu wéét je wat kwetsbaarheid is. Je houdt je hart vast en hóópt dat het allemaal maar goed gaat. En om in die context dan collega’s van het rechtse blok in het parlement te horen láchen als hyena’s om dingen die zo slecht en funest zijn…’
Ze wendt opnieuw haar hoofd af naar het raam. En knippert een paar keer snel met haar ogen.
De ophef gaat in feite om twee wetten (of ‘directives’ in EU-lingo): de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), die voorschrijft dat grote bedrijven moeten rapporteren over de schade die ze (mogelijk) aanrichten aan mensen en milieu, en de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD), die hen dwingt om met de schadelijke activiteiten te stoppen.
De eerste wet verordonneert bedrijven om een kijkje in hun keuken te geven, de tweede om de keuken ook daadwerkelijk op te ruimen en schoon te maken. Het zal niet verbazen dat bedrijven de meeste moeite hebben met het tweede deel van het contract. In theorie kan een bedrijf volgens de regels van de CSRD een voorbeeldig verslag schrijven over de gruwelijkste misstanden in haar keten. Pas als het ook aan CSDDD moet voldoen, zal het op de knieën moeten om de vloer te schrobben of moeten investeren in een modernere keuken.
Uitbuiting, zowel van mensen als van de aarde, is wat deze wetten in wezen willen uitbannen. Hierin kun je het einde van een historische ontwikkeling zien, die begon met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens in 1950 en de dekolonisatiegolf in de jaren zestig en via tal van milieuwetten en klimaatverdragen nu zijn culminatie bereikt met een wettelijke aansprakelijkheid van multinationals die leed of schade veroorzaken.
De speelruimte van bedrijven was afgelopen decennia al ingeperkt: door de Guiding Principles on Business and Human Rights van de VN (een initiatief van Kofi Annan, in 2011 unaniem aangenomen) en de Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen van de OESO. Bovendien kennen de meeste lidstaten een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm voor bedrijven ten aanzien van mensenrechten en het milieu. De EU gaat echter een stap verder en dwingt bedrijven ook daadwerkelijk om een serieus beleid te voeren ter voorkoming of bestrijding van misstanden in hun keten. Opzettelijke nalatigheid kan worden bestraft met boetes tot wel vijf procent van hun jaaromzet.
De uitkomst is, hoe kan het ook anders, een super doorwrocht systeem, met 1100 ‘datapunten’ die moeten worden afgevinkt. Je zou bijna begrip krijgen voor de bedrijven die klagen dat ze dreigen te bezwijken onder de administratieve lastendruk, ware het niet dat de verplichte ‘duurzaamheidsboekhouding’ op dezelfde leest geschoeid is als de Europese normen voor financiële boekhoudingen, en daar werken ze al decennia mee. De twee boekhoudingen lijken op elkaar als een linker en rechter schoen. Ze komen allebei uit dezelfde werkplaats: de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG). Naar het model van de International Financial Reporting Standards zijn hier ook de European SustainabilityReporting Standards (ESRS) gesneden.
In EFRAG werken bedrijvenkoepels samen met milieu- en klimaatorganisaties, vakbonden, wetenschappers en accountants. Die laatsten drukken een stevige stempel: zij hebben immers de wettelijke taak gekregen om de nieuwe duurzaamheidsverslagen te controleren. Dat deze verslagen goed zijn voor op het nachtkastje, komt door de accountants met hun voorliefde voor gedetailleerde standaarden, eenheden en definities.
Er zijn standaarden gemaakt voor goed bestuur, mensenrechten, milieu en klimaat. Binnen het thema milieu is er bijvoorbeeld een klimaatstandaard en een biodiversiteitstandaard. Op termijn zouden er ook rapportageregels worden toegevoegd specifiek per sector.
De bedoeling is om de bedrijfsvoering zó transparant te maken dat iedereen kan meekijken: kapitaalverschaffers die duurzaam willen beleggen, werknemers die een sympathieke werkgever zoeken, burgers die de fabriek in hun achtertuin niet vertrouwen, consumenten die eerlijke producten willen en ngo’s die opkomen voor verdrukte medemensen en natuur. Deze oplossing past in het liberale marktdenken dat deze Commissie stevig in zijn greep heeft: op basis van de beschikbare informatie zullen alle belanghebbenden de juiste keuzes maken en ongewenst gedrag van bedrijven corrigeren.
Nu zet de Commissie de kettingzaag aan dit zorgvuldig in consensus opgebouwde normenstelsel. Ze wil flink hakken en snoeien, officieel om de regeldruk voor bedrijven te verminderen. Maar ngo’s zien in de ‘versimpeling’ vooral een versobering.
Om mensenrechtenschendingen op te sporen, bijvoorbeeld, is de hulp van grote bedrijven nodig. Zij weten wie hun leveranciers zijn en kunnen deze onder druk zetten. Aanvankelijk, in de wetten die Lara Wolters succesvol door de Europese burelen had geloodst, werden bedrijven verantwoordelijk gehouden voor alle misstanden in hun waardeketen en niet alleen die binnen hun eigen muren. In de afgezwakte voorstellen van de Commissie hoeven bedrijven echter alleen nog maar hun directe leveranciers te controleren. Dat is weinig zinvol, legt expert maatschappelijk verantwoord ondernemen Eline Achterberg van Oxfam Novib uit. ‘Zo krijg je bijvoorbeeld dat Ahold Delhaize controles moet gaan uitvoeren bij de chocoladefabrieken van Nestlé, maar niet bij de cacaoboeren. Terwijl juist daar de echte problemen zitten zoals uitbuiting en kinderarbeid. Door alleen bij directe leveranciers te gaan kijken, creëer je dus vooral een papieren tijger waarmee je nog steeds wegkijkt van de meest ernstige schendingen.’
In het verlengde daarvan wil de Commissie ook de rol van maatschappelijke organisaties beknotten. Nu staat in de kersverse wet nog dat de bedrijven bij alle betrokkenen — van ngo’s tot slachtoffers en omwonenden — moeten informeren naar de mogelijke impact van hun activiteiten. Die eis gaat misschien sneuvelen, waardoor te vrezen valt dat bedrijven straks hooguit alleen nog zullen luisteren naar de vakbonden, die hun eigen personeel vertegenwoordigen. Terwijl maatschappelijke organisaties ook kunnen spreken namens slachtoffers waarmee bedrijven níet direct in contact komen, zoals dwangarbeiders op vissersboten in Thailand.
Bovendien wil de Commissie veel bedrijven helemáál van de haak laten: als haar voorstellen worden aangenomen, kan tachtig procent van de 49.000 ondernemingen die onder de oorspronkelijke rapportagewet vielen, alweer opgelucht ademhalen. Alleen de allergrootsten, hoofdzakelijk beursgenoteerde ondernemingen en multinationals, zijn dan nog de klos.
De grootste klap wordt toegebracht aan de klimaatparagraaf, waarin bedrijven niet alleen hun plannen moeten tonen voor het verminderen van hun CO2-uitstoot, maar die plannen ook daadwerkelijk moeten uitvoeren. Over die uitvoeringsverplichting was in Brussel tot het allerlaatst, in een marathonzitting van zestien uur, gedebatteerd. Het valt te begrijpen waarom: met de discrepanties tussen beloftes en uitvoering zwart op wit, staan milieuorganisaties voortaan veel sterker bij de rechter.
Rechters kunnen bovendien gemakkelijker toetsen of bedrijven hun zorgplicht zijn nagekomen, omdat de CSDDD de lidstaten precies voorschrijft welke toetsstenen ze in hun nationale wetten dienen over te nemen. Omdat die voorschriften uniform zijn, kunnen bedrijven bovendien niet shoppen tussen lidstaten om een ‘vriendelijkere’ rechter te vinden.
Het zijn waarschijnlijk vooral déze twee punten, de actieverplichting op het gebied van klimaat en de duidelijke en uniforme wettelijke aansprakelijkheid bij falen, waarom de Europese Commissie alsnog het vloerkleed onder de duurzaamheidswetten vandaan probeert te trekken.
‘In de boardrooms zijn ze heel nerveus, dat is een ding dat is zeker’, zegt René Orij, hoogleraar Corporate Sustainability Reporting aan Nyenrode Business Universiteit. ‘Die geüniformeerde aansprakelijkheid vinden ze niet leuk.’ Daar komt bij dat de maakindustrie van alle bedrijven de grootste moeite heeft om van zijn koolstofverslaving af te komen en dat Duitsland de grootste industrie heeft van Europa.
Waarom gooit de Europese Commissie onder leiding van Ursula van de Leyen belangrijke onderdelen van al aangenomen Europese wetten in de papierversnipperaar? Volgens insiders speelt een lobby van de Duitse grote industrie, die grote moeite heeft om van de koolstofverslaving af te komen, hierbij een grote rol. Zij vonden een gewillig oor bij de Duitse Christendemocraten en juist van hen was Van de Leyen afhankelijk voor haar herverkiezing als voorzitter van Europese Commissie.
Eenmaal herverkozen liet ze er geen gras over groeien: tijdens haar aanvaardingspeech in juli 2024 kondigde ze al meteen maatregelen aan om de regeldruk van bedrijven te verminderen. Maar de volle reikwijdte van dit voornemen drong pas tot de buitenwereld door toen ze november tijdens een EU-top in Boedapest, die gewijd was aan veiligheid en concurrentievermogen, voor het eerst specifiek de CSRD en de CSDDD op de korrel nam.
‘Toen ben ik ontploft’, zegt Lara Wolters. ‘Ik ben meteen verhaal gaan halen bij het betreffende DG, zeg maar ministerie, en heb gevraagd: wat is dit nou? Na haar eerste speech hadden commissarissen ons steeds verzekerd dat er niks aan de hand was, dat de Commissie niet zou gaan frutten aan wetten die ze net had aangenomen. “Nothing to see here”, werd ons letterlijk verteld.” Ik voelde me voor de gek gehouden, persoonlijk beledigd. Hadden we als Gekke Henkies met de commissarissen zitten vergaderen? Achteraf lijkt het erop dat Von der Leyen op eigen houtje heeft gehandeld. Dat had ze al eens eerder gedaan.’
Als we Wolters nu, een half jaar later, vragen hoe ze nu naar de kritiek op de regeldruk kijkt, geeft ze een genuanceerd antwoord. ‘Het is best mogelijk dat EFRAG wat is doorgeschoten in zijn ijver om standaarden te maken. Ik snap dat accountants, omdat duurzaamheid voor hen een heel nieuw terrein is, het zekere voor het onzekere hebben willen nemen. Maar bedenk dat de Europese financiële rapportagestandaarden twintig jaar de tijd hebben gekregen om tot wasdom te komen, terwijl van de duurzaamheidsnormen nu wordt geëist dat ze meteen goed zijn, anders worden ze na twee jaar al in de prullenbak gegooid.’
Mario Draghi, de voormalige president van de Europese Centrale Bank die in opdracht van de vorige Europese Commissie aanbevelingen heeft gedaan voor het versterken van de concurrentiekracht van Europa, spreekt zelfs over het schrappen van 25 procent van de rapportageverplichtingen voor grote bedrijven en 50 procent voor middelgrote bedrijven. Hij heeft het dan vooral over de duurzaamheidsrapportages. ‘Stel je voor,’ zegt Wolters, ‘dat we aankondigen om een kwart van alle financiële rapportageverplichtingen te schrappen — daar zouden banken en beleggers nooit mee akkoord gaan. De wereld zou te klein zijn.’
Wat blijft er van de antiwegkijkwetten over als de Commissie haar zijn krijgt? Het hart zal waarschijnlijk gewoon blijven kloppen. Dat is de zogenaamde ‘Dubbele Materialiteitsanalyse’ — de bepaling dat bedrijven niet alleen moeten kijken naar wat duurzaamheid hén kost, maar ook naar de kosten waarmee zij de wereld opzadelen. Zeg maar: de andere kant van de medaille. Ook in afgeslankte vorm zullen ze nog steeds een eerlijke inventaris moeten publiceren van de risico’s van hun bedrijfsvoering voor de mensenrechten, het milieu en het klimaat. ‘Om in jaarverslagen ook vanaf de andere kant naar duurzaamheid te kijken,’ zegt hoogleraar Orij, ‘is revolutionair.’
Ook is in Omnibus een gaatje gelaten om bedrijven alsnog te dwingen due diligence uit te voeren naar misstanden dieper in hun waardeketen. Als ze ‘plausibele informatie’ krijgen dat er iets aan de hand is, bijvoorbeeld van ngo’s of uit de media, moeten ze alsnog op onderzoek uit gaan. ‘Dit geitenpaadje danken we aan een paar slimme commissarissen die het niet eens zijn met de verslechteringen’, aldus Wolters.
Wat betreft klimaat juichen milieuorganisaties het toe dat bedrijven in elk geval een klimaattransitieplan moeten publiceren; een concreet actieplan naar net-zero. Dit is geen klein bier. Twee jaar geleden liet Milieudefensie de klimaatplannen van 29 grote uitstoters beoordelen door onafhankelijke deskundigen. Veruit de meeste plannen kregen een dikke onvoldoende (zie De Groene van 12 april 2023).
En hoewel in Omnibus de heldere verplichting aan bedrijven om hun plan ook daadwerkelijk uit te voeren is geschrapt, buigen juristen zich nu over twee nieuwe woordjes in de tekst: ‘implementing actions’. Volgens juriste Janneke Bazelmans van Milieudefensie moeten bedrijven tóch tot actie overgaan. ‘Risico is wel dat bedrijven dit verschillend zullen interpreteren. Hier gaan dus beslist rechtszaken van komen.’
Dan de omstreden aansprakelijkheid. ‘Aanvankelijk heb ik ervoor geijverd om CEO’s hoofdelijk aansprakelijk te stellen’, vertelt Wolters. ‘Ik vind het zo jammer dat jonge mensen die aan duurzaamheid willen werken, stuklopen in bedrijven waar duurzaamheid een praatje blijkt voor de buitenwereld, maar nooit een serieus issue is in de boardroom. Daarom dacht ik: laten we duurzaamheid chefsache maken.’
Dat heeft het niet gehaald en nu wil de Commissie zelfs de civiele aansprakelijkheid van bedrijven uit de wet halen en aan de lidstaten overlaten. Wat er dan nog overblijft is de ‘ongeschreven zorgvuldigheidsnorm’ voor bedrijven om mensen en milieu niet te schaden. Deze hebben de meeste lidstaten al in hun wetgeving staan. In Nederland, bijvoorbeeld, beriepen de rechters zich op deze normen bij de roemruchte veroordeling van Shell in 2021. En ze vormen de basis van het nieuweproces tegen Shell dat Milieudefensie onlangs is gestart (om haar concreet te verbieden nieuwe olievelden te exploiteren). ‘Dus als fossiele bedrijven na Omnibus denken opgelucht adem te kunnen halen’, zegt juriste Bazelmans, ‘dan hebben ze het mis.’
Tot slot wordt er weliswaar gehakt in het aantal bedrijven dat verplicht is om aan de duurzaamheidswetten te voldoen, maar de mogelijkheid blijft bestaan om vrijwillig aan te sluiten. ‘Veel CEO’s zullen toch zeggen: we willen niet onethisch handelen’, denk hoogleraar Orij. ‘Zeker als het aantal standaarden wordt ingeperkt, zal het draagvlak groeien. Net als bij mijn studenten: als ik ze veel huiswerk opgeef, gaan ze marchenderen; als ik ze minder opgeef, bestaat de kans dat ze het helemaal maken.’
Het is ook beter voor de aandeelhouders, meent hij. ‘Wij hebben onder 600 Dow Jones-bedrijven gekeken naar de verschillen tussen ondernemingen met en zonder duurzaamheidsverslaggeving. De eerste groep had een duidelijk hogere beurskoers.’
In Nederland heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) zich ongebruikelijk krachtig uitgesproken tegen het voornemen van de Europese Commissie om kleinere beursgenoteerde bedrijven (met minder dan 1000 werknemers) vrij te stellen van de rapportageplicht. Ze roept alle beursgenoteerde ondernemingen en accountantsorganisaties op ‘om zich te blijven inzetten voor betrouwbare en transparante duurzaamheidsinformatie’.
Bedrijven hebben aanzienlijk minder moeite met de al aangenomen wegkijkwetten dan de beleidsmakers in Brussel schijnen te denken. Slechts zeven procent vindt dat de wetten fundamenteel herzien moeten worden, aldus de eerste grote enquête sinds ‘Omnibus’, uitgevoerd door de Europese ngo #WeAreEurope. Bedrijven verwerpen ook in meerderheid het idee dat duurzaamheidswetten hen wereldwijd concurrentienadeel oplevert.
Zelfs kleine ondernemingen roeren zich, zoals het niet-beursgenoteerde familiebedrijf Zeeman. Het textielbedrijf publiceert maatschappelijke jaarverslagen en maakt volgens Oxfam serieus werk van haar ketenverantwoordelijkheid. ‘En het leukste is’, zegt Oxfam-onderzoekster Achterberg, ‘dat de topman tegen iedereen zegt: “Wij zijn een discounter, onze marges zijn klein. Als wij een leefbaar loon kunnen betalen, dan kunnen duurdere merken dat ook.”’
Deze maand (juni) komt de Commissie met haar definitieve voorstel. Daarna heeft het Parlement tot het einde van de maand om amendementen in te dienen. ‘Aanvankelijk dacht ik nog: we hebben allerlei stokken om mee terug te slaan, we staan stevig’, zegt Lara Wolters. ‘Maar sindsdien is de sfeer zodanig verzuurd en zijn er zoveel hele rechtse, slecht geïnformeerde lieden die een plasje hebben gedaan over het debat, dat we er met feiten niet meer doorheen komen.’ Haar hoop is gevestigd op de middenpartij Renew, waarvan ook de VVD en D66 deel uitmaken. ‘Zij is weliswaar op de hand van het bedrijfsleven, maar wilt óók het Europese project overeind houden.’
Ze zucht nog maar eens. ‘Krap een half jaar geleden was Green Deal nog de stip op de horizon. Maar je knippert een keer met je ogen en hij is weg.’
Andere artikelen
‘Dit kabinet maakt natuurherstel belachelijk’
We hebben in Nederland helemaal geen ‘snippernatuur’. Onze natuurgebieden zijn redelijk robuust, vergeleken met de rest van Europa, zo blijkt uit onderzoek door De Groene Amsterdammer. Het denigrerende woord ‘snippernatuur’ is door de agrolobby (BBB) gekaapt van ecologen die het niet gebruiken als vaststelling van een feit, maar juist als waarschuwing voor wat er kan gebeuren als we onze natuur niet beter beschermen. Het is een geraffineerd frame om ons te laten geloven dat de natuur in Nederland niks meer voorstelt. Het tegendeel is echter waar.